Ingezonden stuk – Henri Dijksterhuis

Wee degene die de arme in de poort vertrapt

Ik vond het een mooie Heilig Avondmaalsviering zondag 18 juni. Ds. Hovinga sprak een helende overdenking. Het thema was ‘delen’ – zo leek het me toe, achteraf. De teksten voor de dienst kwamen van de profeet Amos en van de evangelist Lucas. Amos herinner ik me al vanuit mijn kinderjaren. “Wee degene die de arme in de poort vertrapt”. Ik heb deze woorden nooit beschouwd als gericht tot een enkel individu. Ik heb ze altijd genomen als een aanwijzing voor (de organisatie van) onze samenleving. Ook het verhaal uit Lucas riep associaties bij mij op.

Lucas 16: 19:
“Er was eens een rijke man die gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde.”
Opeens dacht ik: ‘Europa’.

Lucas 16: 20/21a:
“Een bedelaar die Lazarus heette, lag voor de poort van zijn huis, overdekt met zweren.
Hij hoopte zijn maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man”.
Ik dacht: ‘Afrika’.
(Al die mensen daar vandaan willen niet zomaar om niets hierheen.)

Amos 6: 3-7:
“Wee jullie die denken dat de onheilsdag nog ver is en die zelf de heerschappij van het geweld dichterbij brengen.
Jullie liggen maar op je ivoren bedden, hangen op je divans, eten lammeren uit de kudde en kalveren uit de stal.
Luidkeels zingen jullie bij de harp, en jullie denken te spelen als David zelf.
Uit grote schalen drinken jullie wijn, en met de beste olie wrijven jullie je in,
… maar jullie lijden er niet onder dat Jozefs volk ten onder gaat.
Daarom gaan jullie nu als eersten in ballingschap;
het gefeest en het geluier is voorbij.”

Ik dacht aan IS (het door onszelf – het Westen – opgeroepen geweld) en aan het stuitend decadente consumentisme in Nederland, en het Westen in het algemeen, ondanks dat 30 tot 40% van onze inwoners daar niet aan toe komen en ondanks dat steeds meer kinderen onder de armoegrens leven en ondanks dat steeds meer huishoudens steeds meer schulden hebben (economische groei moet! jaja, in plaats van te delen). Schrijnend.

Lucas 16: 30/31:
“De rijke man zei: “(……) maar als iemand van de doden naar hen toekomt, zullen ze tot inkeer komen.”
Maar Abraham zei: “Als ze niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.”

‘s Middags thuis las ik de teksten nog eens. En schreef ze uit zoals hierboven. Ik werd steeds verdrietiger van Abraham’s woorden. Heeft alles nog zin? Word ik moedeloos? Blijf ik nog in staat om iets te doen? Toen dacht ik weer aan Luther: “Als morgen de wereld vergaat plant ik nog vandaag een appelboom in mijn tuin”. Tenminste, zo is dat me eens verteld. Ik vind het niet altijd gemakkelijk om vol te houden.

Is er dan geen andere troost dan de eerste woorden uit Psalm 1, zoals vertaald en geïnterpreteerd door Huub Oosterhuis (150 Psalmen vrij) ? “Goed is, dat je niet doet wat slecht is, niet achter oplichters aanloopt, niet met Ploert en Schender heult, niet je schouders ophaalt, ach, ‘Ploert en Schender’, zo is de wereld.” En dan ook nog bedenken dat ik zelf ook best wel eens de bocht uitvlieg. En nog Westers consumeer ook.

Henri Dijksterhuis